25-05-2010 - 30-05-2010
Amsterdam Nederland

Benny Merris’ painting practice excavates, provokes and celebrates the physical and metaphoric potentiality of abstract imagery.  In his recent paintings cacophonous, joyous disarray cuddles up to the wonky tightness of a human impersonating Photo-shop – a plea to re-learn (or un-learn!) the logistics of form, colour, and space from the oblivious machine.  In doing so, the surfaces are imbued with a warped, mystic-cyborg élan vital; a certain humanism or a grasp at meaning that no machine can muster.  These paintings cannibalize themselves in the quest for density, inter-dimensionality and meaning as layers of patterned and intuitive marks build on the surface. Archaic, futuristic, hi-fi, brutally entangled harmony as only human hands can do!
 
Merris has pushed his painting into environmental / eco-systemic /architectural realms with Total Painting.  This maximal work renders hyperactive every single surface of an exhibition space by conceiving of is as a singular 4-dimensional picture plane.  The viewer is thrown head over heals into a radiant, dizzying, illusory flux.  They cannot escape from the painting and must arbitrarily concede to it by becoming an active form within it, thus performing a fleeting completion of the work. “ECSTATIC !NS!STANCE’’  for Cokkie Snoei at Art Amsterdam, Merris will undertake a similar project, using new, individual works on canvas as a constellation of ‘punctuation’ from which build a rambunctious site-specific wall/floor painting.  These new works aim towards  a luscious over-saturation and distortion of relentless visual stimulation and a ridiculous, slippery, imaginary and impossible logic.

 

No Holds Barred


1. Beschrijving Bees


een performance van Anita Hrnic en Pleuni van Tongeren


De toeschouwer heeft toegang tot de witte, schone, museale ruimte waar de performance zich afspeelt. In de hoek van de kamer staat een houten kist met een "bijenvolk" wat los wordt gelaten. De bijen vliegen tijdens de zonuren los binnen de ruimte om vervolgens met zonsondergang weer terug te keren naar hun huis (de houten kist), zoals ze dat in de natuur ook zouden doen.
De ruimte wordt goed geventileerd met frisse lucht, maar de bijen kunnen dank zij het strategisch geplaatste gaas bij de openingen, niet ontsnappen. Bij de deur bevindt zich een sluisdeur met dubbele zwarte gordijnen (de bijen vliegen niet naar zwart). Gedurende de performance zullen er bijen sterven; het zijn insecten met een beperkte levensduur. Daarom is het belangrijk dat de vloer duidelijk is (hout of glad, haast spiegelend schoon) zodat de gestorven bijen goed zichtbaar zijn.
In het midden van deze ruimte bevindt zich een glazen ‘terrarium' van ong. 2m2 en 1,30m hoog. Binnen deze afgesloten glazen kist bevinden zich twee vrouwelijke figuren; zittend/liggend op wit katoen met glazen potten gevuld met honing. De bijen kunnen hier niet bij. De vrouwen dragen zelf ook wit katoen, waar de draden van loskomen. Elke dag stappen ze er schoon in, om gedurende de "werkuren" (of wel de openingstijden) elkaar te bedekken met honing die zich in de potten om hun heen bevindt. Aan het eind van de dag zijn ze doordrenkt.
Het publiek heeft de keus om wel of geen imkerspaken (die buiten de performance-ruimte aan de kapstok hangen) aan te trekken. Er staan borden met uitleg omtrent de veiligheids-maatregelen (hoe veilig om te gaan met de bijen en wat wel of niet toegestaan is). En er is er een film op een klein scherm te zien, die de toeschouwer een beeld geeft van de performance, waardoor ze wel of niet worden geprikkeld om naar binnen te gaan. Ook is er een imker aanwezig ter professionele begeleiding van het bijenvolk, die tevens aanspreekpunt is voor de toeschouwer.

2. Inhoudelijke toelichting

"Ik ben niets anders dan dat genotsding dat volledig in de macht is van de Ander. In het fantasma schik ik me als het ware hiernaar. Ik organiseer reeds mijn passiviteit (...) en in deze 'bemeestering' schep ik genot. (...) Het excessieve genot van de Ander-in-hem, te overweldigend om gepareerd te kunnen worden, wordt opgeborgen als iets onvernietigbaar." *

Door de gelaagdheid van het beeld ontstaat een spannigsveld waar de toeschouwer deel van uitmaakt. Ieder onderdeel van het werk: de figuren achter het glas, die ondanks hun kwetsbare constellatie, onaantastbaar blijven, en in de zekere zin gewaarborgd voor de buitenwereld; de insecten die ondanks de onnatuurlijke omstandigheden waarin ze zich bevinden, hun arbeid blijven voortzetten; en tot slot de toeschouwer die niet om zijn eigen gewichtigheid in relatie tot het beeld heen kan. Maar de anticipatie op climax en het naderende onheil (voortkomend uit de argwaan tegenover de voorstelling en tegenover het insect, zowel als de menselijke lusteconomie), blijft echter uit. De tijd blijft leeg.